Hallo,
Ik stap op de vlieger. Buiten mezelf, enkel 3 Argentijnse meiden en 2 Amerikaanse visumlopers. De rest, een mengelmoes van Indiers, de vrouwen allemaal voorzien van kleurrijke gewaden en al dan niet een gekleurde punt op hun voorhoofd. Veel mannen (en bij gevolg), weinig vrouwen. De sfeer op de vlieger zat er goed in. Overal wordt naar hartelust gebabbeld en de dingen –voorzien van de nodige gebaren- uitgelegd. Mannen staan in het gangpad met hun buren te praten. Ik vraag me af of ze wel beseffen dat ze op een vlieger zitten, en niet op een lokale markt in India… Op een gegeven moment organiseert een stewardess een prijsvraag. Diegene die kan raden hoeveel passagiers het vliegtuig kan vervoeren wint een miniatuur model van het vliegtuig. Vanaf nu zat het spel helemaal op de wagen. Handen gaan overal de lucht in en getallen vliegen in het rond. Iedereen is druk bezig met het aantal rijen zetels te tellen. Wat een chaos… Uiteindelijk raadt iemand het juiste getal ‘180’, en mag zijne stomme vlieger gaan afhalen. Een aantal Indiers kijkt teleurgesteld naar de gelukkige. Een enkeling probeert nog de oplossing te betwisten, want er zijn volgens hem 31 rijen met zes zetels per rij. Wat maakt 186 zetels. Het arme stewardessje moet een mannelijke college erbij halen om de zaak te bedaren. We naderen Kolkatta en het vliegtuig begint te dalen. En dan zie ik het in de verte… Door een waas van broeierige hitte, 1 zwarte gloed… Geen plekje groen te bespeuren, enkel een bruine kronkelende rivier die de zwart-vuile kleur doorbreekt. Verdorie; dit is imens, dit is een gigantische stad. (Kolkatta is de 2de grootste stad van India, met 15 miljoen inwoners).
We landen en ik stap het gebouw van de vlieghaven buiten. Het is broeierig heet, en het zweet breekt me onmiddellijk uit. De geur valt ook dadelijk op, heel anders dan in Zuid-Oost Azie, ondefinieerbaar,… Hoewel, ik denk dat ik het in Yangoon in Myanmar 4 jaar geleden ook geroken heb. Ik spreek de 3 Argentijnse meiden aan. Ze moeten ook mijn richting uit en we besluiten samen een taxi te delen. En we vertrekken richting Sutter street. Van een verkeersplan, verkeersregels of ruimtelijke ordening helemaal geen sprake. Complete chaos. Geen lijnen op de weg, verkeerslichten die er enkel maar staan voor de show, en wat een drukte, niet normaal. Iedereen leeft hier precies op straat. Op de weg geldt de regel; wie het hardst toetert, heeft voorrang. Mijn taxichauffeur heeft geen achteruitkijkspiegels en toetert er als een gek op los. Ik denk dat wanneer er een wereldkampioenschap toeteren georganiseerd zou worden, dat India zou winnen, met in zijn kielzog de Vietnamezen. Hoewel, het zou nipt zijn, fotofinish...
Uiteindelijk bereiken we onze bestemming; Sutter street, de meer toeristische buurt, met de goedkopere guesthouses van het stad. Bij het uitstappen uit de taxi zie ik een aantal bedelaars op de stoep liggen, zo mager als een lijk, zwart-vuil gezicht met lompen van kleren aan, die mij met verdwaasde, uitpuilende ogen aanstaren. Ik doe alsof ik ze niet zie, en maak dat ik snel weg ben. Ik kom een Spaans koppel tegen, dat mij een ‘goed’ guesthouse aanraadt, want de meeste andere guesthouses zitten vol, zeggen ze mij. Dus Steven daarheen. Tjonge jonge, wat is me dat allemaal. Stuk voor stuk, krotten van kamers, enkel plaats voor een bed en een piepklein tafeltje, meestal zonder vensters. De muren vol schimmelplekken, afgeblakerde verf en voorzien van schunnige teksten, er met stift opgeschreven. Wanneer ik voorbij enkele kamers wandel, met hun deur open, zie ik een aantal reizigers uitgeput op hun bed liggen, met wazige ogen richting ventilator starend. Ik neem maar een klein kamertje, waar ik nog een beetje dagricht krijg door een open rooster boven de deur. Een verdieping boven mijn kamer bevindt zich een open ruimte, waar tientallen duiven zitten te broeden. De duivenstront hangt tot tegen mijn deur. Nonkel Roger zou zich hier misschien nog kunnen thuisvoelen, maar ik niet echt. Mijn bedlakens zijn vuil en er zit zelfs duivenstront op mijn kussen. Ik vraag me af waar ik terecht ben gekomen en wat ik in Kolkatta in godsnaam te zoeken heb. Maar we geven het een kans.... Ik installeer me een beetje, zwier het kussen in een hoek en ga het guesthouse een beetje verkennen. Het is een heel vuil, chaotisch gebouw, overal verdoken kamertjes, met mensen knock out op hun bed. Ik installeer me op het dakterras om een beetje te bekomen en wat te lezen. Wat me meteen opvalt; Kolkatta heeft een kraaien- en kauwenplaag. Enorm veel zwarte vogels fladderen in het rond, en de hele tijd het lawaai van die vogels. Het maakt het beeld van de stad enkel maar meer macaber. En dan zie ik het pas... Heel hoog in de lucht, ik schat 100 m, cirkelen misschien wel 50 grote roofvogels in het rond. Ik weet niet wat het zijn, arenden, buizerds? Ik vraag me af met wat ze zich voeden en met welke plagen Kolkatta nog allemaal af te rekenen heeft ‘s nachts. Hopelijk komen er geen ratten mijn slaapkamer binnen via dat rooster boven mijn deur... Ik ontmoet een Nederlander, die me een veilig restaurant aanraadt. Dus Steven daarheen. Onderweg geef ik mijn ogen de kost. Dit straatleven heb ik nog nooit gezien. Mensen zijn haast als dieren. Ze wassen zich op straat, overal vuiligheid, afval, bedelaars en suggelaars. Mannen pissen waar het hun het best uitkomt. De geuren zijn soms niet te harden. Rikcha-rijders, waarbij magere mannetjes op blote voeten een soort van 2-wiel koets voorttrekken – als het ware de functie van het paard overnemend- rijden op en aan. Toeters en bellen overal. Een brede mengelmoes van Indische volkeren, elk in hun typische klederdracht. Ik vind het restaurant. En ik moet zeggen; het eten bevat me ten zeerste. Het is wel nog even wennen aan de eetgewoonten. Ze eten hier met hun pollen, en meerbepaald met hun rechterhand. Het linkerhand wordt gebruikt voor minder rijne toestanden, zoals het wc-bezoek. Dus Steven, als linkshandige, zit met een probleem. Ik moet er dus steeds aan denken om mijn rechterhand te gebruiken en mijn rechterhand – mond coordinatie moet nog verbeteren. Verder wordt hier op restaurant geboerd en gerocheld alsof het een lieve lust is.
Mijn guesthouse, de open deur is mijn kamer |
Straatleven en daklozen |
iemand zijn persoonlijk containerpark |
wat doet die koe daar? |
Na het restaurantbezoek wil ik nog een wandelingetje maken, een beetje de sfeer opsnuiven. Ik bereik de markt. Ik word aan alle kanten aangesproken. ‘Hello, where are you from? Where you go?’ En vervolgens achtervolgen ze je voor een tijdje, gewoon om te kijken wat die vreemdeling allemaal uitspookt. Ook zeer vreemd om te zien voor in een stad waar ik nog geen grassprietje gezien heb; plost komt daar een geitenhoeder met een kudde geiten door straat gewandeld. Taxis toeteren zich te pletter want ze kunnen de kudde niet voorbij steken. Of daar staat een paar koeien op de trotoir, rustig herkauwend, met een bos takken met bladeren voor hun neus gebonden.
Op een gegeven moment had ik weer een Indier aan mijn been hangen, opnieuw met de gekende vragen op me afvurend. Hij wou me het winkeltje van zijn broer laten zien. Ik dacht; het is goed voor ene keer, en ik nam me voor om niks te kopen. Ik volgde hem. De shop verkocht sierraden, Kashmir sjaals, kledij en souvenirs. Heel de inboedel werd me geshowd, en ik ging naar huis met een blouse van speciaal katoen en een mini marmeren boedha. Verdorie toch, en ik had me voorgenomen.... Uiteindelijk ben ik nog hopeloos verloren gelopen in de kleinen straatjes van Kolkatta. Alles lijkt hier ook zo fel op elkaar en geen stadsplan bij de hand. Maar net wanneer ik op het punt sta om een rikcha-rijder aan te spreken en de weg te vragen, kom ik op een plaats die ik herken. Dit is me het afgelopen half jaar al zo dikwijls overkomen. Uiteindelijk ‘s avonds nog wat op het dakterras met enkele andere reizigers zitten zeveren (2 Brusselaars, een Koreaanse en een Kazakstaanse), en dan maar op tijd gaan slapen. Op mijn eigen kussentje, oorstoppen in en ventilator op maximum. De knop van de ventilator is kapot en enkel de maximum-stand werkt. Bij gevolg, ik word bijna van mijn bed weggeblazen en de ventilator ronkt gelijk een traktor (met een kappote knalpot). Maar al bij al heb ik nog redelijk goed geslapen.
De volgende morgen wil ik opnieuw in mijn favoriete restaurant gaan eten. Ik word aangeklampt door een vuil staatjongetje; ‘me hungry, 10 roepies’ en hij kijkt me aan met smekende hongerige ogen. Ik negeer hem, ik denk; ik kan moeilijk elke bedelaar iets geven, dat is onbegonnen werk. Wanneer ik het restaurant verlaat staat hij daar nog steeds op me te wachten. Zijn prijs is ondertussen wel gezakt naar 5 roepies. ‘Me hungry’, roept hij, en hij blijft me maar achtervolgen. Ik zucht. Ik kan het niet meer aanzien en stop bij het eerst volgende eetkraampje en koop hem een rotti-pannekoek voor 7 roepies. Hij begint als een gek te eten, volgens mij ging hij de papieren verpakking ook nog opeten. En daar was de volgende al... Een vrouwtje - met baby op de arm - dat mijn goed daad zag, kwam op me afgespurt. ‘Hello, me very poor, no milk for my child’. Ik denk; allez, een beetje melk zal er ook nog wel afkunnen, en ik volg het vrouwtje naar een winkeltje. En madam neemt daar een grote bus poedermelk uit de rek. Kostprijs; 225 roepies (4 euro). Dat is me te veel van het goede. Ze probeert nog een kleine bus melk van me los te weken voor 125 roepies, maar ik heb er genoeg van. Ik zet het op een lopen richting mijn veilige thuishaven; mijn guesthouse krot. Ondertussen zie ik nog een Indier een shot heroine prepareren op 30 meter van mijn guesthouse. Verdorie, wat een dikke ellende hier allemaal. En ik moet terugdenken aan de woorden van een medereiziger die ook ooit in Kolkatta gezeten had. ‘Kolkatta is 1 van de oksels van de menselijke beschaving’, zei hij. Ik denk dat ik er flink aan het ruiken ben. En goed ruikt het inderdaad niet, maar dat had ik ook niet dadelijk verwacht....
s’Namiddags ben ik naar Kurmaltuli afgezakt. Met de metro, aangelegd door de Engelsen, India’s voormalige Koloniale overheerser. Alle grote gebouwen hier in Kolkata zijn vroeger door de Engelsen gebouwd, maar zijn nu stuk voor stuk in verval. Ik daal af in de metro-ingang. Waarschuwingsborden verbieden mij te fotograferen en op de grond te spuwen. Verdorie, ik had net zoveel speeksel... Bewakers paraderen met kalashnikovs in het rond. Ik bestel een kaartje. 8 roepie (12 eurocent), op en af naar Kurmatuli, enkele haltes voor de eindhalte Dum Dum, bekend om zijn fragmenterende kogels. De metrotuigen zitten propvol. Ik geraak uiteindelijk zonder kleerscheuren aan de andere kant van’t stad. Eens bovengronds is er blijkbaar niet zo heel veel veranderd. Ik zit nog steeds in het oude stadsgedeelte. Er is misschien iets minder volk, maar het verkeer blijft superdruk en chaotisch en nog steeds daklozen en straatfamilies overal. Ik vraag de weg aan een aantal Indiers. Ze spreken haast allemaal goed Engels. 3 jonge gasten trekken mijn aandacht. Ze staan op het trotoir een sigaretje te roken en zijn voorzien in hun beste zondagskleren, stropdas en al... Wanneer ik hun passeer spreken ze mij aan. Ik ben nieuwsgierig en begin een babbeltje. Blijkt dat 1 van de jongens vandaag de hand van een meisje gaat vragen. Niet om te trouwen, maar gewoon als lief. Het slachtoffer staat er wat zenuwachtig bij. Zijn vrienden komen mee om hem bij te staan en te steunen. Na de verplichte fotosessie neem ik afscheid en wens ik de kerel in kwestie veel succes met zijn aanzoek. Ik bereik Kurmatuli. Een speciale plaats, een plaats met uitstraling, magie zelfs. Een volledige wijk waar ambachtslieden kleien beelden maken van Hindi goden, die vervolgens over heel de wereld geexporteerd worden om bij Hindoeistische rituelen en feesten gebruikt te worden. Nauwe straatjes, met hangaren volgestouwd met beelden en atteliers met werkende kleiboetseerders. Het gaf me een vreemd gevoel om hier rond te lopen. De spiritualiteit droop er vanaf. Na Kurmatuli heb ik me laten verdwalen in de kleine straatjes en achterbuurten van Kolkata. Het is alsof de tijd hier een paar honderd jaar is blijven stilstaan. Soms harde confrontaties met de armoede, soms leuke momenten wanneer de Indiers contact met me opzoeken of perse op de foto willen. Ik trek niet graag opzichtig foto’s van mensen, zeker niet van mensen met miserie, maar wanneer ze soms zien dat ik een fotostoestel in mijn hand verborgen heb, dan komen ze me vragen om een foto van hun te trekken. En wanneer ik hun dan het resultaat laat zien zijn ze steeds heel blij. Verder is het hier gelijk vroeger. De meest uiteenlopende ambachten zijn gegroepeerd in kleine smalle steegjes. Zo heb je de afvalverzamelaars, de batterijmannen, patattenboeren, je noemt maar op, allemaal soort bij soort. Uiteindelijk ben ik toevallig terug op de metrolijn terecht gekomen. Ik stapte op de metro en vrong me tussen de mensen door tot in het midden van de wagon, waar nog voldoende plaats was. En de trein vertrok. Na verloop van tijd begon ik de indruk te krijgen dat iedereen naar me aan het staren was. Iets wat wel meer gebeurd. En dan zie ik het. Rond mij zitten enkel maar vrouwen. De mannen staan een stukje verder, volledig op elkaar geperst. Ik sta in het vrouwengedeelte van de wagon. Je moet het maar allemaal weten! Ik doe alsof er niets aan de hand is, en schuifel voetje per voetje richting mijn geslachtgenoten. Ik geraak heelhuids terug aan mijn guestkrot. Ik begin het daar zelfs leuk te vinden. Ok het is een krot, je kan het ook gewoon als een karaktervol gebouw geschouwen. Welliswaar 1 waar de afgelopen 50 jaar geen onderhoudswerken of renovaties gebeurd zijn, maar kom... Het zijn de medereizigers die het verschil maken. Vooral Iliad, de Iraanse kunstenaar, Nikki, een vrouw uit Myanmar een koppel Jappen en Mira uit Kazachstan zijn zeer de moeite. Misschien ga ik Iliad nog wel opzoeken, hij studeert ergens onder Kolkata. We zien wel... We praten s’avonds tot in de vroege uurtjes op het dakterras.
langs mij de jongen die het meisje de hand gaat vragen, samen met een vriend |
Kurmatuli |
De volgende morgen loop ik naar mijn favoriete restaurant. Het jongetje dat ik een pannekoek gegeven heb herkent me en wuift me vriendelijk toe zonder voor iets anders te bedelen. Madam met de baby is ook weer daar om melkpoeder te vragen. Eigenlijk ziet mevrouw met de baby er behoorlijk gezond uit. Ze zit stevig in het vlees. Dus geef ik haar niks. Na de middag wandel ik naar het kantoor om een treinticket te reserveren. Een wandeling van ongeveer 1 uur. Ik ben van plan om naar Dargeeling te trekken, 500 km noordwaards. In de bergen, dicht bij de grens met Nepal. Je kan daar de Himalaya al zien liggen. Jammer genoeg ben ik 15 minuten te laat, en kan ik vruchteloos terugkeren. Ik besluit dan maar bij een reisagentschap een kaartje te kopen, want ik wil de volgende dag absoluut weg. ’s Avonds gaan we de bloemetjes buitenzetten in 1 van de weinige discotheken van Kolkata. Nikki is er al eens geweest en leidt ons de weg. Er is een concertzaaltje en een dancing. Enkel de rijke Indiers zijn aanwezig. De drank is prijzig. De muziek die ik te horen kreeg was van hele goede kwaliteit. Maar na een tijdje had ik het toch wel gezien. Ook een beetje degoutant, de rijken zitten daar binnen voor fortuinen te zuipen, terwijl buiten op straat mensen liggen te sterven... Ik besluit om terug naar de guesthouse terug te keren. Het is 2 uur s’nachts. De stad is zo goed als dood. Enkel de straathonden, die overdag liggen te slapen, zijn nu actief. Ik zie een hond aangevallen worden door een meute honden. Het arme dier verweert zich met de tanden bloot en met de staart tussen de benen. Wanneer de groep honden een andere indringer opmerken, zijn ze afgeleid en lopen ze naar de nieuwe indringer. 100% op mijn gemak voel ik me niet met al die honden in de buurt. Onder een brug die ik passeer, is een heuse camping opgzet. Gelukkigen hebben een zeil of een muskietennet, anderen slapen gewoon zonder. Veel ruimte voor extra volk is er niet. Hier en daar liggen mensen willekeurig verspreid te slapen op de stoep, de ene al in slechtere staat dan de andere. Ik kom aan bij mijn guesthouse. De deur is gesloten. De wachter opent een klein luik, van 1 vierkante meter, waardoor ik naar binnen klauter. Hij wilt geld om mij binnen te laten. Ik geef hem 10 roepies. Onderweg naar mijn kamer kom ik nog een rat tegen en in mijn kamer komt een dikke kakkerlak van tussen mijn kleren gekropen. Ik ben blij dat ik morgen kan vertrekken...
vuiligheid, dode kat en kraaien |
Ik neem de taxi naar het station. De taxichauffeur vraagt of ik Engels of Hindi-muziek wil horen op de radio. ‘Hindi’, zeg ik. De chauffeur is blij met mijn keuze en begint mee te zingen en te dansen (voor zover je in een taxi kunt dansen) op de muziek. Ondertussen baant hij zich al luid toeterend een weg doorheen het compleet geschifte verkeer. Ik hou mijn hart vast, maar alles komt goed. Ik ben een uur te vroeg op het station. Ik zet me ergens op een perron. Ik heb altijd al van stations en treinen gehouden. De bezigheden op een station zeggen zo veel over een land. Een paar daklozen liggen in het midden van het perron te slapen. Een trein stopt. Ik heb nog nooit zo een lange trein gezien. En in een mum van tijd wordt het perron gevuld met meer dan 1000 mensen. Het is haast niet te geloven hoeveel volk er van de trein stapt. Het is haast zoals bij de opening van Pukkelpop of zo. Ik denk aan de slapende daklozen op het perron. Ze moeten nu toch haast vertrappeld worden? Nadat de meute gepasseerd is liggen de daklozen nog steeds te slapen, alsof er niks gebeurd is. Ik zie nog een oude man tussen het perron en een vertrekkende trein sukkelen. Iedereen gaat kijken. Dit wil ik niet zien. Maar nadat de trein gepasseerd is, kruipt de man, als bij wonder terug het perron op, en doet alsof er niets gebeurd is. Na een tijdje ga ik wachten op de plaats waar mijn trein verwacht wordt. Een aantal jonge gasten komen een praatje met me slaan. En plots een mededeling; de trein heeft een ongeval gehad in de buurt van Malda. Later volgt er meer info. Er gaan allerlei geruchten de ronde. Iemand die informatie is gaan vragen zegt dat het maar om een klein accidentje gaat. Even later een nieuwe mededeling; trein cancelled en de komende 3 dagen geen treinverkeer op de lijn. Dit klinkt serieus, en dat betekent ook dat ik vastzit in Kolkata, want ik heb geen plan B. Ik hoor ondertussen geruchten dat 2 expresstreinen op elkaar zijn ingereden en dat er meer dan 60 doden zijn. Ik besluit terug naar mijn guesthouse-krot terug te keren en de volgende dag een oplossing te zoeken. Ik neem opnieuw een taxi. Ik zit vanvoor. Achter me zit een familie van 3. We vertrekken. Plots komt er nog iemand aanrennen en kruipt gezellig knus bij de familie van 3. We vertrekken opnieuw. Plots ziet de chauffeur opnieuw iemand. Ik maak al plaats voor persoon nummer 5, want de taxi heeft een voorbank die over de volledige breedte van de taxi doorloopt, maar de man kruipt vanachter bij de andere 4, bij iemand op de schoot. Ik stel voor dat iemand langs me komt zitten, ‘OK,OK’, lachten ze me van achter mij toe. Ik bereik mijn guesthouse en neem dezelfde kamer. Iedereen is naar de disco. Daar heb ik helemaal geen zin in. Ik voel me ook vreemd. Als ik een trein eerder had genomen zat ik misschien in het accident... Als ik het verhaal aan een aantal Indiers vertel, hoor ik dat ik een ‘lucky man’ ben. Iets dat ik later nog wel meer zal horen. Voor het slapen gaan ga ik nog even in de stad wandelen. Ik hoor muziek in de verte en ga erop af. Er is een soort van Begaals festival bezig, met traditionele muziek en dans. Uitgelaten jonge gasten dansen en springen alsof hun leven er vanaf hangt. Heel intens en interessant om te zien.
Kolkata station |
![]() |
deel 2 |
![]() |
ter info uit de krant |
De volgende dag tracht ik een oplossing te vinden. Ik zoek naar een vliegtuigticket, dit is me te duur en vliegen doe ik enkel in noodzaak. Ik surf wat rond om info te vinden over het accident. Blijkbaar is het toch niet zo erg als gevreesd, althans, dat is wat de media laat uitschijnen. Slechts 1 dode, het had veel erger kunnen zijn... Verwacht wordt, dat het treinverkeer deze avond terug op gang komt. Allright!! Ik ga naar mijn ticketagency, en kan mijn ticket gelukkig verplaatsen. En s’avonds zit ik op de trein richting New Jaipaiguri. 14 uur later kom ik in het station van New Jaipaiguri aan. Een leger bedelaars en straatkinderen, de ene al wat meer gehavend dan de andere, komt op me afgesneld. Ik negeer hen. Nu moet ik een bergtrein nemen richting Dargeeling, mijn eindbestemming. Dargeeling ligt op een top van een berg op 2200 meter hoogte. Het klimaat is er koel, en het stadje telt maar 100.000 inwoners. Dat staat me al wat meer aan. Maar eerst nog in Dargeeling proberen te geraken. De bergtrein is gecancelled, om weet ik veel welke reden. Ik begin te beseffen dan India niet zo gemakkelijk gaat zijn om te bereizen. Iemand probeert me serieus in’t zak te zetten door me een jeep-taxi aan te bieden richting Dargeeling. Kostprijs; 1500 roepies. Uiteindelijk geraak ik met een jeep op mijn bestemming, 85 km de bergen in. Kostprijs; 150 roepies. De rit duurt 3 uur. De weg is in hele slechte staat en slingert zich een weg omhoog tussen de theeplantages. Dargeeling staat bekend om zijn uitstekende thee. Onderweg slaat het weer volledig om. Het wordt koud en mistig. De temperatuur daalt tot 20 graden. Het is eens wat anders. Van bergen en de Himalaya valt weinig te bespeuren. Door de mist zie je geen 20 meter voor je uit. Ik begin ervoor te vrezen dat ik op het verkeerde tijdsstip naar Dargeeling afgezakt ben. Anyway, Dargeeling bevalt me. Gezellig, niet te druk, goede lucht en niet te warm. Ik vind een goed guesthouse op de top van de berg, met een kamer met een mooi uitzicht. (denk ik ten minste, want het is mistig). Ik heb een goed bed, en zelfs een badkamer met warm water. Wat een luxe. Ik heb wat tijd nodig om te recupereren.
Dargeeling, mensen genieten van een zeldzame zonnestraal |
De volgende dag ga ik inlichtingen vragen om een trekking door de bergen te maken. Nu blijkt dat in deze tijd van het jaar toegang tot de nationale parken in de buurt verboden is vanwege de moeson. Verdorie. Ik zit op de verkeerde plaats. s’Avonds ga ik naar de enige kroeg van Dargeeling. Het is een gezellige plaats. Een beetje een bruine kroeg. Er zijn geen toeristen aanwezig, enkel een groepje lokale mannen van Dargeeling. Ze zien er welstellend uit en ze spreken engels onder elkaar. Ik inviteer me zelf bij hen aan tafel. 1 van de mannen is de zoon van een iemand met een thee-imperium, er is nog een advocaat en een hotelmanager. We hebben een fijne avond en ik spreek met Sailesh (de theeboer) af om de volgende dag thee te gaan uitproberen in zijn winkel. Steven de volgende dag daarheen. Ik drink er theesoorten van de allerbeste kwaliteit. Dit heb ik nog nooit in thee geproefd. Ik krijg er een hele hoop uitleg bij over de complexe wereld van de thee. Heel interessant allemaal. De Indische vrienden zien elkaar iedere avond in de pub. Ik zie ze 3 avonden op rij. Ik heb heel wat discussies met de advocaat (die later niet echt in goede aarde bij hem zijn gevallen, maar soit) en leer heel wat bij over de locale cultuur. Ondetussen heb ik besloten om mijn reisplan helemaal ondersteboven te gooien. In plaats van naar Nepal door te reizen, heb ik een treinrit naar New Delhey geboekt. Om van daaruit naar de staat Kashmir te reizen en naar Leh door te reizen. Het is een berggebied aan de andere kant van Nepal. Ik ga me wel moeten haasten want eind september wordt het daar serieus koud en sluiten de wegen. Bovendien komt dit goed uit want ik oktober-november is Nepal het mooist en de moeson is dan verleden tijd.
Er is nog 1 ding dat ik in Dargeeling wil doen; de zonsopgang zien vanaf Tiger-hill. Je moet geluk hebben in deze tijd van het jaar. Meestal zie je niks met de mist. Ik waag het erop en de volgende morgen forceer ik me gigantisch. Ik sta op om half 3 om de jeep richting Tigerhill te pakken. En wat ik daar zag.... onbeschrijflijk. Een zicht zoals uit het vliegtuig, laaghangende wolken, deels verkleurd door de zonnestralen van de opkomende zon. In de verte kan je de Himalayatoppen zien, waaronder de 3de hoogste berg van de wereld. Indrukwekkend. Hiervoor ben ik naar hier gekomen. Op de terugweg naar Dargeeling begint het terug te betrekken en tegen 7u s’morgens zie je weer geen steek meer. Even later begint het volle bak te regenen. Regen die die dag niet meer stopt. Ik heb tijd om een lang verhaal te schrijven. Een verhaal dat u juist gelezen hebt. De volgende morgen vertrek ik (hopelijk) met de trein richting New Delhy.
magie vanaf Tiger Hill |
Dargeeling, met de 3de hoogste berg van de wereld in de verte |
Wordt vervolgd....
Lucky Steven
Amai Steven,
BeantwoordenVerwijderenHet begint precies serieus de moeite te worden ginds. India, het leven zoals het is.
Mel