Julley, julley,
Ik blijf verrassend genoeg gespaard van ziektes en ongemakken. Maar de laatste week had ik last in mijn nierstreek en op de plaats waar mijn lever hoort te zitten. Wanneer ik een pint dronk verbeterde het niet, integendeel. Ik begon er al voor te vrezen dat ik mijn laatste pint gedronken had... Ik besloot dan maar om mij eens te laten onderzoeken in het ziekenhuis van Leh, ook een heel avontuur, dacht ik zo. Het ziekenhuis van een drukte van jewelste. En de meeste wachtenden waren er behoorlijk erg aan toe. De Indier gaat niet voor een habbekrats naar het ziekenhuis. Ik zat in de wachtzaal waar ook de oogarts zijn patienten moesten wachten. De helft van de mensen rond mij zagen er behoorlijk blind uit in ten minste 1 oog. Plots passeert er door de gang een brancard met een persoon met een laken over. Hij wordt door een gang vol wachtende patienten gedragen. Blijkbaar vindt niemand anders behalve ik dit speciaal. Ik word bij de dokter geroepen. De dokter deelt zijn praktijk met een andere dokter, de eerstvolgende 6 patienten zitten in dezelfde kamer als de dokters te wachten op een consultatie. Geen sprake van privacy. De dokter onderzoekt me met zijn stethoscoop.Hij vertelt me dat ik een ontsteking op mijn darmen heb. Maar voor alle zekerheid moet ik nog een radioscopie laten uitvoeren om te zien of er niks met mijn lever of nieren aan de hand is. Ik word naar een andere onderzoeksruimte geleid. Ik krijg een onderzoek zoals bij de zwangere vrouwen; een soort gel op mijn buik en een sensor verbonden met een camera. Alles is gelukkig in orde. Hoera, ik heb mijn laatste pint nog niet gedronken.... Ik moet betalen, maar de kassa van het ziekenhuis is gesloten. Ik volg iemand van het ziekenhuis. Ik loop dokterscabinet in en uit. Ik zie een aantal doodzieke toeristen, sommigen met hoogteziekte, anderen die iets verkeerd gegeten hebben. Ik betaal 2,5 euro voor alles te samen en ik vertrek. Ik kom buiten en ik vraag een taxichauffeur om me terug te brengen. !,5 euro tot het centrum van Leh. Veel te duur! Dus ik begin te wandelen, onderweg kom ik een restaurant tegen met heel wat bedrijvigheid, muziek en feest. Ik vraag wat er gaande is. Ik krijg een telloor met eten in mijn handen gestoken. Het is de verjaardag van Krishna, 1 van de duizenden Hindoe-goden. Ik bedank hen en eet mijn bord leeg. Tof, die hindoes. Ik bereik Leh, en daar wordt Krishna ook gevierd. Een processie van trucks, voorzien van soundsystems en hindoes met traditionele feestkledij rijdt door de stad. Mannen en vrouwen gescheiden. Iedere sekse heeft zijn eigen feestwagen. De mannen feestend en dansend, de vrouwen eerder bescheiden volgend.
 |
de verjaardag van Krishna |
 |
deel 2 voor de vrouwen |
 |
Een modern boedhistisch klooster (voor tante Els) |
 |
een kippenverkoper in het midden van een winkelstraat |
De volgende dag ga ik naar de Nubra vallei. Ik hoop daar minder toeristen aan te treffen en het ‘echte” Ladakh te kunnen aanschouwen. Je dient in het bezit te zijn van een vergunning om deze vallei te kunnen bezoeken. Je zit hier immers in het grensgebied met China en Pakistan, en de autoriteiten nemen met niemand risicos. Er zijn 2 manieren om de vallei te bezoeken. De eerste is een lokale bus nemen, om 6 u ’s morgens, maar dat is me te vroeg. Een tweede manier is een gedeelte taxi met toeristen, dat is me te duur en toeristen kunnen me de boom in. Ik kies voor optie 3, autostop. Ik moet de bergpas over, de hoogste van de wereld voor auto’s, en dan ben ik in de nubra vallei. Het voordeel van zo een bergpas is, dat alles dat die weg begint, de andere kant van de berg wit bereiken. Ideaal dus voor autostop. Tegen de middag begin ik – volledig gepakt en gezakt richting de Khardung La berg te wandelen. Het is warm en na een paar kilometer is 1 van mijn slippers perte-totale. Gelukkig heb ik nog een paar reserve. Na een kilometer of 5 bereik ik de hoofdweg naar de top. Ik kan nu beginnen met auto’s tegen te houden. Alleen, als er al eens een auto passeert, dan komt hij van de verkeerde richting, of in het andere geval, meestal taxies, propvol met toeristen, die me aanstaren alsof ik uit de dierentuin kom. Maar uiteindelijk stopt er toch iemand; een toffe moslim, die zijn vrouw, die aan de andere kant van de vallei leraar is, in het midden van de berg komt oppikken. Ok, het is 40 km tot de top, en ik geraak door deze lift al 10 km dichter bij de top. Ik neem afscheid en begin opnieuw te wandelen. Ik begin ondertussen stilaan moe te worden. Er komt een collonne trucks af. Hoera! Wanneer ze naderen zie ik dat het legertrucks zijn. Ik geef het een kans en ik steek mijn duim ophoog. En waarempel, ze stoppen. Ik spring achter in de truck. Een aantal militairen ligt te slapen, een paar jonge gasten lachen geamuseerd door mijn aanwezigheid. Jammer dat ze geen Engels kunnen. 10 km verder is een legerpost en worden de vergunningen gecontrolleerd. Het is de eindbestemming van het konvooi en ik bedank hun voor het transport. Toffe militairen. Ik laat mijn vergunning zien aan een kerel. Alles wordt goedgekeurd. Ik vertel hem dat ik vervoer zoek tot aan de andere kant van de berg. ‘No problem, you wait here’, zegt hij. Ik zet me bij hem aan tafel, op het terras, waar de vergunningen gecontrolleerd worden. Het is een hele toffe meneer. Hij doet eigenlijk een interimjobke, eigenlijk is het een militair, maar vandaag moet hij vergunningen controleren. Hij vertelt me in gebroken Engels over de problemen met Pakistan, en over zijn geboortedorp, dicht aan de grens, dat volledig platgebombardeerd wordt. Alle jonge mensen zijn er vertrokken. Iedereen die de controllepost passeert moet stoppen om zijn vergunning te laten zien. Ondertussen probeert de controleur mij een lift te regelen. Een paar truckers, met van die hele mooit tata vrachtwagens ariveren. Ik vraag de controleur of ik misschien met hun mee kan. ‘No,no, they are no good people’, ik vertrouw hem. Een half uur later heb ik wel prijs. Een klein autootje, een Maruti Suzuki, met 2 mannen in wilt me wel meenemen. Ze zijn op weg naar Khardung, het eerste dorp aan de andere kant van de berg. Het zijn 2 aannemers en hun mensen zijn er bezig een huis neer te zetten. Alleen hebben ze al lang niks meer van de werklieden vernomen. Ze willen eens een kijkje gaan nemen. Het zijn hele fijne mensen, en we hebben lange gesprekken over alles en nog wat. We hebben een pitsstop en ik krijg thee en eten aangeboden. Betalen moet ik niet. Een paar uur later bereiken we Khardung. De mannen helpen mij een guesthouse zoeken, maar het enige guesthouse in het dorp is gesloten. Gelukkig is er een homestay. Een boerderijtje met een extra kamer. Het ziet er allemaal heel gezellig uit. Ik hou onmiddellijk van Khardung. Het ligt op 4000 m hoogte, een klein dorp van ongeveef 100 huizen. Ze leven van de landbouw en de mensen daar zijn ongeveer volledig zelfvoorzienend. De 2 mannen die me een lift gaven vertrekken terug naar Leh, hun werklieden blijken spoorloos. De gastvrouw biedt me een theetje aan en moet zich excuseren. Ze moet haar koeien gaan binnenhalen en melken. Ik neem van de gelegenheid gebruik om de regio te gaan verkennen. Wat is het hier mooi en puur. Het is een oase in het midden van hoge bergpieken en maanlandschappen. Via een ingenieus irrigatiesysteem wordt het beekje via sluizen over gans het dorpje en velden omgeleid. Yaks en geiten vastgemaakt aan een paal gapen mij aan. Het lijkt wel of de tijd hier de laatste 100 jaar heeft blijven stilstaan. Ook overal restanten van boedhistische stoepas en tempeltjes. Het is een paradijs op aarde. Het wordt donker en ik word geinviteerd voor het eten. De vrouw des huizes zit voor haar keukenstoof. Ze maakt chiapattas – een soort van pannekoek die de functie van brood of rijst overneemt, die ze op haar stoof bakt. Vanwege gebrek aan hout, wordt de stoof gestookt met gedroogde koeievlaaien. Mmm, wat waren die chiapattas lekker.... Ik drink nog een theetje en ga slapen. Vandaag was weer zo een dag vol hoogtepunten.
 |
overal 'tips' voor de weggebruiker langs de weg, van 'peep, peep, don't sleep' tot 'driving with whiskey, is much to risky' |
 |
Boedhisten gaan een standbeeld op de Khardung La droppen |
 |
mijn toffe militaire liftgevers |
 |
Khardung, het paradijs |
 |
de vrouw des huizes gaat de koeien binnenhalen |
 |
links, mijn homestay |



De volgende dag zet ik mijn trip verder. Waar ik terecht ga komen weet ik niet, en het maakt me ook compleet niet uit. Ik vind een wegrestaurantje waar ik een theetje drink en op mijn gemak wat kan schrijven. Ik zit hier goed. Tegen de middag begin ik te wandelen, bergafwaarts, richting dal, een 30 km verder. Wat is het hier mooi, het zijn de mooiste en meest indrukwekkende bergen die ik ooit gezien heb. Ik voel me hier zo nietig klein en op 1 of andere manier 1 met de natuur. Ik merk dat ik de hele tijd met een brede glimlach op mijn gezicht aan het rondwandelen ben. De pijn in mijn voeten voel ik niet, de zonnebrand kan mij ook gestolen worden. Ik zit in mijn eigen wereldje en het is er fijn vertoeven. Collonnes legertucks passeren me, chauffeurs steken goedkeurend hun duim naar me op. De toeristen in de taxies bekijken me nog steeds alsof ik van een andere planeet kom. Een motorijder stopt om te vragen of ik hulp nodig heb. Ik bedank hem en ik zeg dat ik niets nodig heb. Na een km of 8 begin ik terug moe te worden. De hoogte, het gewicht van mijn rugzak en de zon zijn niet te onderschatten. Een lege bus stopt, en de chauffeur wil me gratis meenemen. Ik bedank heb, en bij lunchpauze trakteer ik hem op een maaltijd. Ik zit langs de chauffeur, vanvoor in de bus. Hij zingt vrolijk mee met de luide moslimmuziek, en de mooiste uitzichten over het de Nubra vallei zie ik passeren. Wat is het leven mooi! Ik stop in Diskit, opnieuw zo een pareltje. Het dorp is bekend omwille van zijn mooi boedhistisch klooster in de bergen. Trouwens, het is al boedhisme wat hier de klok slaat. Overal tempels, stoepas en kloosters. Overal in het dorp kom je grote gebedswielen tegen. Oude vrouwtjes lopen constant met een paternoster of gebedswiel rond. Mijn guesthouse is een oud tradiotioneel gebouw, met een mooie tuin, en overal stoepas in de buurt. Ik beslis om hier een paar dagen te blijven. Wandelen blijkt de volgende dag ook niet mogelijk te zijn, want mijn voeten staan vol blaren. Als ik u een goede tip mag geven; als u ooit in de himalaya aan het wandelen bent, doe dit dan niet op slippers.
 |
afscheid van Khardung |
 |
majestueuze berglandschappen |
 |
kinderen in Diskit, voor een gebedswiel |
 |
het klooster van Diskit in de bergen (opnieuw voor tante nonneke) |
 |
de bergen en boedhisische bouwwerken rond Diskit |
Een dag later kan ik terug wat wandelen en ik zie een bordje ‘yakfarm’ hangen. Ik was al eerder in deze grote koeien geinteresseerd geraakt, zodus ik beslis naar de boerderij te wandelen. Andere richtingsaanwijzers richting boerderij vind ik niet, zodus vraag ik de weg aan een stuk of 5 Indiers die ik tegenkom, en na een half uur bereik ik de boerderij. Een heel groot landgoed. Ik doe de poort open en wandel naar binnen. Ik stuit op de manager van de boerderij. “I think you want to see some yak, don’t you?”, vraagt hij mij met een brede glimlach. Ik zeg; ”yes”. (wat kom ik anders in godsnaam in een yakboerderij doen). Hij antwoordt me terug; ”but there are no yaks here in this period of the year, it’s to warm here, they all are in the mountains, where it’s much cooler”. Verdorie, konden die 5 mensen waar ik de weg aan gevraagd heb mij dat niet verteld hebben? Gelukkig lag er nog een forrelkwekerij net langs de boerderij, zodat ik ten minste nog wat vissen gezien heb... Op mijn terugweg beslis ik dat ik toch perse een paar yak stieren gezien moet hebben en ik beslis om richting de velden te wandelen. Nog geen 5 minuten later – alsof iemand hierboven mijn gedachten gehoord heeft – kom ik een stevige yak stier tegen op het midden van de straat. Meneer de yak is alleen op pad, en hij laat zich gewillig fotograferen. Het beest is zoals de mensen hier; kalm en vredig. In Begie durf ik geen 2 meter van een stier te gaan staan. Ik wandel verder, en opnieuw, een yakstier komt op me afgerend, achtervolgd door een bende kinderen met stokken. Ik knoop met hen een gesprekje aan over de yak. De dieren worden niet opgegeten, ze worden gekweekt voor hun yakwol en melk. En ze worden gebruikt als lastdier. Verder heb je ook de dzo, een neef van de yak. Hij is kleiner en heeft minder haar en wordt enkel als lastdier en voor de melk gebruikt. Wat je hier verder ook ziet zijn ezels, honden en in mindere mate schapen en geiten.
 |
een fotogenieke ezel |
 |
een fotogenieke yak |

Mijn vergunning is maar 5 dagen geldig en na 3 dagen Diskit moet ik terug in Leh zien te geraken. Na de fijne ervaringen, ga ik opnieuw voor de goedkoopste en avontuurlijkste manier; autostop! Ik moet vandaag 150 km zien af te leggen. Om 8 uur ‘s morgens begin ik al te wandelen. Ik krijg een eerste lift tot aan een kruispunt, 20 km verderop. Ik wandel verder, maar geen geschikte liftgevers. Mensen excuseren zich achter het stuur wanneer hun wagen vol zit, of wanneer ze ergens vlakbij moeten zijn. Ik bereik te voet het volgende dorpje. Ik eet er en krijg een lift van een gasleverancier uit Leh. Hij heeft zijn levering gelost en moet terug naar Leh. De rit was een hel. Misschien wel de ergste rit ooit. Doordat de vrachtwagen geen lading meer had, waren zijn veren van de ophanging heel strak. Iedere bult en hobbel in de weg kwam keihard aan. Ik zat vanachter in de cabine, en ik werd zo door elkaar geschud dat ik mijn orientatie haast kwijt was. Maar eens we de top van de Khardung La gepasseerd waren stopte de chauffeur. Hij vroeg of ik gehaast was. ‘Nee, nee, als ik vandaag terug in Leh geraak is het goed”. De chauffeur spreekt een groep Indiers aan die langs de weg staan te niksen. En ze beginnen de vrachtwagen vol te laden met stenen. Ik help ook een handje. De truckbestuurder vertelt me dat hij een huis aan het bouwen is, en hij heeft nog wat stenen nodig. Aan stenen alvast geen gebrek hier in de bergen. Een uur later zetten we onze afdaling verder en het gaat nu een stuk confortabeler met een zware lading in de laadbak en tegen een uur of 8 ’s avonds kom ik aan in Leh met alleen maar positieve herinneringen over de Nubra vallei in mijn achterzak.
 |
de top van de Khardung La |
 |
stenen inladen |
 |
2 fotogenieke Indiers |

In Leh zit het vol met toeristen, en toch is het er niet zo gemakkelijk om er nieuwe mensen te leren kennen. Veel Israeliers, en mensen die in groepjes reizen. Maar er is 1 plaats waar dat ik ’s avonds graag kom; 1 van de 2 bars van Leh : Leh Chen. De jonge gasten die er werken zijn er super aardig, het eten is er goed (maar een beetje prijzig), en ik zie er Michael geregeld. Een kerel van 59 die ik in Keylong heb leren kennen toen ik er een week vastzat. Hij woont in Goa, India, heeft de hele wereld gezien, en is gewoonweg een interessant figuur. Het is voor hem al de 7de keer dat hij naar Leh komt. In deze periode van het jaar regent het overal in India, behalve hier in Ladakh, wat dit voor de Indiers dan ook de ideale vakantiebestemming maakt in deze tijd van het jaar. Op een avond zitten we samen met een aantal andere toeristen, het personeel en een paar pinten te discuteren over eten. Ik vertel hun dat ik de afgelopen 7 maanden nog geen goede fritten gegeten heb. En ik stel hun voor dat ik de volgende dag eens fatsoenlijke fritten zal klaarmaken, zoals we die in Belgie eten. Het personeel keurt mijn voorstel goed, en verwachtingsvol kijken ze uit naar een portie ”echte Belgische frieten”. De volgende middag kom ik aan bij Leh Chen om fritten te bakken. De keuken is een slagveld van de avond ervoor. Een jongetje van een jaar of 12 arriveert om de afwas te doen. De hulpkok helpt me met frieten snijden. Ik had me de infrastuctuur toch een beetje anders voorgesteld. Een fritketel hadden ze niet, enkel een wok, met pikzwart vet erin. Ik had ook de intentie om mayonaisse te maken. In theorie is dit een heel eenvoudig recept, maar in de praktijk... Alleszins, de mayonnaise pakte niet en mijn fritten waren nog een grotere ramp. Met zo een wokpan op een gasvuur heb je geen zicht op de temperatuur, met gevolg, de fritten niet gaar en veel te plat. Heb ik daar even de Belgische natie voor schande gezet. In China wordt men voor minder geexecuteerd. Ik vraag me dan ook af of ik nog wel geaccepteerd ga worden in Belgie en of ik niet beter aziel zou aanvragen in India.... Nog een geluk dat de manager van de zaak onze afspraak vergeten was, want normaal zou hij mijn frieten komen proeven...

Ik besloot nog een paar dagen in Leh te blijven omdat over een paar dagen een festival van start gaat. De dag van het festival wandel ik rond 14 u richting stadscentrum. Ik vraag aan een aantal Indiers waar het feest te doen is. Ze sturen me naar het poloveld. Maar daar is niets te beleven. Blijkt dat de start van het festival in de voormiddag plaatsvond. Die Indiers hebben nog niet door dat een doorwinderde festivalganger dan in zijn bed ligt. Maar goed, ik had me op voorhand maar wat beter moeten bevragen. Het missen van de opening van het festival werd deels goedgemaakt door een paarden-polomatch die die avond plaatsvond. Het stadion was goed gevuld. En overal ordehandhavers met hun matrak. De wedstrijd was niet bepaald spannend. Een team stak er met kop en schouders boven uit. Wat het spel echter wel spannend maakte was wanneer de bal in het publiek belande. De jockeys hielden zich niet in en doken met paard en al het publiek in. Ook grappig om te zien; de slapende honden op het veld, die niet wisten wat ze meemaakten toen de polomatch begon. Krijg maar eens een bende paarden achter u aan, als hond zijnde. Eindstand; 6 tegen 0 (voor de goei...)
 |
begin van de polomatch |
 |
de wedstrijd is afgelopen |
 |
ik denk dat de middelste net een goei mop verteld heeft |



Nu we ons toch in het episch centrum van toeristisch Ladakh bevonden, konden we er best wat van profiteren. En zodus heb ik samen met Michael een dagje rafting geregeld. Eerst 30 km met de auto richting de vallei van de Zanzkar, een verbluffend mooie, diep ingesneden vallei, waar de Zanzkar richting Indus stroomt. De totale afstand die we afgelegd hebben op het water was 30 km. Het was plezant maar koud. Op de terugweg met de auto gebeurde iets minder leuk. Ik lag net in te dommelen, achter in de auto, en toen plots een harde slag. We hadden iets geraakt. Al slingerend komen we tot stilstand. Ik kijk door de achterruit. Ik zie allerlei brokstukken liggen en een lichaam dat ik niet kan plaatsen. Ik vraag; “was het een persoon?” Ja, was het antwoord. Eens we stilstonden leken de seconden wel minuten. De chauffeur is gewond aan zijn arm. De achteruitkijkspiegel is weg, en het glas ervan heeft door het open raam de arm van de chauffeur verwond. We stappen uit. Ik weet niet of ik dit wel wil zien. Ik, de chauffeur en Michael gaan kijken. Het is een jongetje van een jaar of 14. Hij ligt daar in een vervrongen houding, bewusteloos, zijn schoenen door de klap 20 m verder geslingerd, zijn kleren volledig gescheurd, en schrammen overal. Ik eerste instantie dacht ik; die is morsdood. Ik weet niet wat er moest gebeuren, gsm hadden we niet en je mag zomaar geen zwaar gewonden verplaatsen. Zonder overleg neemt de chauffeur, samen met een vriend van het slachtoffer, de jongen vast en ze brengen hem naar de wagen en ze leggen hem neer op de achterbank. Hij geraakt terug een beetje bij bewustzijn. Ten minste, hij begint te kreunen en met zijn voeten te slaan. De auto vertrekt naar het ziekenhuis. Ik geraak met een andere auto in Leh. ’s Avonds zie ik Michael opnieuw. Ik vraag hoe het met de jongen is. Hij weet het niet, de dokter zei dat het ernstig was. Maar ik denk dat hij geluk gehad heeft. Het was een schampschot, onze auto kon nog net uitwijken en de auto raakte hem met de flank. Onze chauffeur trof geen schuld. De jongen kwam zonder te kijken van achter een vrachtwagen de straat over gerend. Alleen reed hij misschien wat te hard. Die avond leer ik nog een toffe gast kennen, Dan uit Engeland. Hij verlaat toevallig de volgende dag ook Leh, en we zitten de volgende morgen samen op de bus richting Lamajuru.
 |
de Zanzkar |
 |
bootje varen, de redder met zijn kano volgt |
 |
Michael en mezelf voor het vertrek |
 |
de terugweg Naar Leh, 5 minuten voor het accident |

Dan is van plan om op zijn eentje 20 dagen door de bergen te gaan trekken. Het begint bij mij ook te kriebelen om zoiets te doen. Maar ik heb geen deftig trekmateriaal en ik moet de 15de september in Dharamshala zijn. Dan begint mijn 10 daagse meditatie- en concentratiekamp. Maar Lamajuru dus. Lamajuru is weer zo een pareltje, zoals in de Nubra vallei. Heel boedhistisch en bekend om zijn mooie klooster, 11 eeuwen oud. Ik verblijf in een guesthouse, maar eigenlijk is het meer een homestay. Ik eet er in de keuken, samen met de familie, er is enkel een paar uur elektriciteit per dag, en warm water om u te wassen moet er nog uitgevonden worden. Ik bezoek er het klooster, en wandel wat rond. Maar de volgende dag vertrek ik alweer, ik wens Dan veel succes met zijn tocht en waarschijnlijk zie ik hem weer in Dharamshala. De volgende morgen wil ik de bus naar Kargill nemen. Maar de bus is te vroeg en hij rijdt voor mijn neus voorbij. Het is de enige bus die dag. Een Koreaan heeft ook hetzelfde voor; bus gemist. Hij trekt zich de haren uit zijn hoofd uit frustratie. Ik probeer hem te kalmeren. Ik zeg hem; ‘we geraken wel in Kargill, maak u geen zorgen’. De eerstvolgende bus die passeert laat de Koreaan stoppen. De bus gaat naar Leh. Zonder twijfelen stapt hij op, terug naar waar hij vandaan komt.... Ik amuzeer me de voormiddag met liften. Een trucker wilt 300 roepies, terwijl een busticket maar 130 kost. Hij kan dan ook vriendelijk de boom in. Een uur later heb ik prijs. Een jonge gast pakt me mee naar Kargill, gratis en voor niets. Ik maak kennis, het is een toffe gast. Kargill is moslimgebied. Ik vraag aan de bestuurder of hij Moslim is. Hij knikt van nee, hij is Hindoe. En hij vraagt of er Hindoes en moslims in mijn Belgiel leven. Hindoes weinig, maar Moslims hebben we wel, vertel ik hem. Hij antwoodt;” Muslims, you can find everywhere, same as potatoo”. Tjonge, jonge, toen moest ik toch wel heel hard lachen. Het was een toffe rit. Hij liet me zijn favoriete muziek horen, punjabi muziek, met een vette beat onder. En de chauffeur volle bak aan het meezingen. Uiteindelijk bereiken we Kargill, we wisselen e-mailadressen uit en nemen afscheid.
 |
monnikken met in de achtergrond het klooster van Lamajuru |
 |
een fotogenieke megaspin op mijn slaapkamer |
 |
boedhistische gelovigen voor de deur van het klooster |
 |
kloosteratributen |
 |
gebedswielen |
 |
Lamajuru stad |
 |
overzicht over de vallei |
 |
fotogenieke geiten |
 |
een Indische keuken |
 |
een bende Indische wegenwerkers |
Kargill is moslimgebied, geen toeristen. Iedereen vertelde me dat Kargill niets te bieden heeft, maar dat bevalt me wel. Het is precies een ander land. Geen honden, slagers overal, waar de dode gevilde dieren in de zon aan een vleeshaak hangen. Het kot vol vliegen en wespen. Een moskee, en gesluierde vrouwen overal. Plots verschijnen daar 2 vrouwen met een zwarte burka voor mijn neus. Zelfs de ogen waren verborgen achter een zwart netje. Was me dat even verschrikken, ik dacht dat ik 2 spoken op me af zag komen. Verder was dit stadje; het leven zoals het is: “in, en rond de moskee”. De restaurants hebben geen menu, het is er van te eten wat de pot schaft. Maar geen erg, het was lekker en 2 keer zo goedkoop als in Leh. Vegetarisch eten is wel iets moeilijker dan in Boedhistisch gebied. Ik blijf maar 1 nacht in Kargill. De volgende nacht neem ik de bus richting Shrinagar, de hoofdstad van de provincie Kashmir. De rit verliep niet van een leien dakje. Er was een vrachtwagen gekanteld en de bus kon er net niet langs. En dan komt de creativiteit en het vernuft van de Aziaat naar boven. En dat is wat ik zo tof vind aan deze mensen. Geen gezaag en gemor. Maar even tijd nemen voor een babbeljte,steeds de moed erin houden en hopen op het beste. Met behulp van de krik voor een band te vervangen wordt de vrachwagen een beetje scheef gekanteld, zodat de bus er toch langs kon. Bij het ochtendgloren maakten we even een stop. De hindoes gingen allemaal naar de beek, lieten hun broek zakken, en begonnen allemaal collectief in de rivier te kakken, iets wat typisch is voor de Hindoes, naar het schijnt. Een paar andere medereizigers waren ondertussen hun tanden aan het poetsen met hetzelfde beekwater... Leve hepatitis.... Een stel andere mannen deden hun schoenen uit en bukten zich voorover, met hun gezicht tot in het gras. Nog niet tegoei wakker, dacht ik dat ik waanbeelden begon te zien. Begonnen die mensen hier nu gras te eten? Nee, het waren de Moslims die aan hun ochtendgebed begonnen. Toch een vreemd zicht hoor. Om 10 uur ‘s morgens bereik ik behoorlijk uitgeput Shrinagar. Ik neem de tuc-tuc richting Nageen lake en huur een een woonboot voor 5 euro per dag. Een pareltje uit de jaren 60. Met living, terras met uitzicht over het meer, perfect afgewerkt, Kashmiri tapijten, houtsnijwerken. Prachtig. Jammer dat ik dit niet met iemand kan delen. Arenden en ijsvogels vliegen hier in het rond. Het is een plaats om echt even tot rust te komen.
 |
Moslimkinderen in Kargill |
 |
een bloemenverkoper in Shrinagar |
 |
de slager in Shrinagar |
Wordt vervolgd...